NL
HANDLEIDING
•
T80/F T85/F
83
of indien er een probleem ontstaat bij de meting van de
loopafstand, laat de meter op de display weer het teken
CALIBRATION verschijnen. Bij zulke storingssituaties
verschijnt er op de display gedurende vijf seconden de
tekst CHECK TRANSMITTER. Controleert u in dat
geval of u de gegeven aanwijzingen over het gebruik van
de hartslaggordel op de juiste manier hebt opgevolgd.
Als de limieten van de snelheidsbereiken naar uw
mening in orde zijn, kunt u de PSC-functie voortaan
in gebruik nemen door PSC ON instellen, de ENTER-
toets te drukken en daarna de trainingsvorm te kiezen,
die u wenst. Als u de marges van de snelheidsbereiken
wilt veranderen, herhaal dan stappen 1-3 door op een
geschikter punt op de mat te gaan staan.
1. Kies de trainingsvorm Manual, Rolling Hills, en
conditietest of de op de instelling van de
hellingshoek gebaseerde standaardhartslagtraining.
Hierbij kunt u de snelheid van de loopmat regelen
met behulp van de PSC functie. Of de PSC-functie
geactiveerd is, kunt u zien, doordat het PSC-lichtsignaal
van de meter brandt. De gegevens op de balken laten
zien, in welk snelheidsbereik u zich telkens bevindt (haas
= sneller, - = standaard, schildpad = langzamer).
2. Begin uw trainingskeuze door op de START-toets
te drukken en regel de snelheid van de loopmat door
er naar voren of naar achteren op te bewegen. Let u er
wel op, dat tijdens de PSC functie ook de toetsen van
de snelheidsreguilatot (schildpad/haas) functioneren.
BELANGRIJK! Indien de PSC-functie u niet al van
vroeger bekend is, raden wij u aan, u in een rustig
trainingstempo met deze functie vertrouwd te maken.
3. U schakelt het gebruik van de PSC-functie uit door
na beëindiging van uw training twee keer op de STOP-
toets te drukken.
GEHEUGENFUNCTIE
Voor de geheugenfunctie is de gebruikerscode vereist:
de training wordt opgeslagen onder de gekozen
gebruikerscode. U kunt in de meter 5 trainingen per
gebruikerscode opslaan.
UW EIGEN PROFIEL OPSLAAN
1. Geprogrammeerde profielen kunnen direct na afloop
van het profiel worden opgeslagen, maar druk niet op
de STOP-knop! U kunt de manuele en HRC-trainingen
beëindigen door een keer op STOP te drukken; daarna
kunt u de training opslaan. Als u op de knop MEM
drukt, komt u in het geheugenmenu.
2. In het tekstveld van de meter wordt gevraagd op
welke geheugenlocatie u de training wilt opslaan (SAVE
AS OWN 1-5). Selecteer de gewenste geheugenlocatie
met de pijltoetsen en bevestig uw keuze met ENTER:
de training wordt nu op die geheugenlocatie opgeslagen.
3. Als alle geheugenlocaties al vol zijn, kunt u een
eerder gemaakt profiel vervangen door het nieuwe. In
het tekstveld van de meter wordt dan om bevestiging
gevraagd (REPLACE OWN 1-5). Bevestig met
ENTER. De training wordt nu op die geheugenlocatie
opgeslagen.
4. In het tekstveld van de meter wordt dit bevestigd
(SAVED AS OWN 1-5). Na 10 sec. gaat de meter
automatisch in de startmodus.
LET OP! In een profiel worden hoogstens 30 wijzigingen
van snelheid of hellingen opgeslagen! Het te bewaren
profiel moet minstens 10 minuten duren.
UW EIGEN PROFIEL GEBRUIKEN
1. Kies uw gebruikerscode.
2. Druk op de MEM-knop.
3. Druk op de SELECT-knop tot het lampje van het
door u gewenste eigen profiel (O1-5 MEMORY) aan
gaat. Druk op ENTER om uw selectie te bevestigen.
Kies nu oftewel RERUN (profiel gebruiken zonder
wijzigingen) of RACE (profiel gebruiken als basis voor
wedstrijdfunctie) met de SELECT-knop.
4. Met de ENTER-toets bevestigt u de instelling.
5. Start het profiel met de START-knop.
WEDSTRIJDFUNCTIE
Door in het menu van de eigen snelheids/hoekprofielen
te kiezen voor RACE, kunt u een wedstrijd houden met
het profiel dat u eerder heeft opgeslagen. Het doel is, het
profiel zo snel mogelijk te lopen.
1. Druk de START-toets in: de training begint en de
loopmat zet zich in beweging.
2. U kunt desgewenst uw snelheid handmatig of met de
PSC-functie wijzigen.
3. Het display van de meter toont tijdens de training
het verloop van het profiel en de op komst zijnde
wijzigingen, en de stand ten opzichte van de opgeslagen
trainingsprestatie: de tekst “YOU ARE x.xx BEHIND”
wil zeggen dat u x seconden achterloopt en de tekst
“YOU ARE x.xx AHEAD” dat u x seconden voorloopt
op de eerder opgeslagen trainingsprestatie.
4. Na afloop van het profiel stopt de loopmat
automatisch. U kunt de training in het geheugen
opslaan (zie bij Geheugenfunctie).
CONDITIETEST
Met de loopmat kunt u twee verschillende conditietests
doen. De lichtste is een wandeltest van 2 km, in vlot
wandeltempo. Voor mensen met een goede conditie
is de Coopertest beter, deze duurt 12 minuten. Bij de
conditietest kunt u de snelheid regelen met de PSC-
functie.
1. Als u uw gebruikersgegevens wilt benutten of uw
training wilt opslaan, geef dan uw gebruikersgegevens
op of kies uw gebruikerscode (1-4). Met de ENTER-
toets bevestigt u de instelling.
2. Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje
naast de TEST-tekst brandt. Met de ENTER-toets
bevestigt u de instelling.
3. Druk op de SELECT-knop, hiermee kunt u kiezen
voor de wandeltest van 2 km of de Coopertest. Met de
ENTER-toets bevestigt u de instelling.
2 KM LOOPTEST
Bij de wandeltest moet de hartslagmeter worden
gebruikt: de conditie wordt beoordeeld aan de hand
van de hartslag tijdens het lopen en de tijd die u voor
het wandelen van 2 km nodig had. Aan de test gaat een
opwarmfase van 3 min vooraf. Wij adviseren dan ook
aan, om na de test rustig te blijven door lopen totdat uw
T80_T85_manual.indd 83 23.3.2004, 15:57:12