10
2.3 FIETSINSTELLINGEN (BIKE)
Er kunnen twee afzonderlijke fi etsvoorkeuren worden geprogrammeerd in de fi etscomputer. Selecteer fi ets 1 of 2
wanneer u begint met registreren.
Bekijk of wijzig de volgende fi etsinstellingen in het menu Settings (Instellingen).
Kies Settings -> Bike -> BIKE 1 (fi ets 1) of BIKE 2 (fi ets 2):
1. AUTOSTART: ON / OFF (aan/uit)
De functie AutoStart wordt de registratie van de training automatisch gestart of gestopt wanneer u start of stopt met fi etsen.
U moet de Polar Snelheid Sensor installeren om de functie AutoStart te kunnen gebruiken.
Zie voor meer informatie hoofdstuk 2.2, Bevestigen van de snelheidssensor.
2. CADENCE: ON / OFF (Trapfrequentie: aan/uit)
De trapfrequentie is de snelheid waarmee u de pedalen van uw fi ets ronddraait, gemeten in omwentelingen per minuut (rpm).
Installeer een optionele Polar Trapfrequentie Sensor op uw fi ets om de trapfrequentie-eigenschappen van uw fi etscomputer te kunnen
gebruiken.
3. DISTANCE: Target dist ON / OFF (Afstand: Doelafstand aan/uit, Geschatte aankomsttijd)
Stel de afstand in die u wilt gaan fi etsen en de fi etscomputer zal de geschatte aankomsttijd, gebaseerd op de fi etssnelheid, berekenen en
weergegeven. Installeer de Polar Snelheid Sensor op uw fi ets voor het meten van snelheid en afstand. Zie voor meer informatie hoofdstuk
2.2, bevestigen van de snelheidssensor.