9
NLD
3. Haal tie raps door de gaten in de sensor en het rubberen onderdeel (afbeelding 3). Bevestig de sensor dusdanig
op de voorvork dat het Polar logo naar buiten wijst (afbeelding 4). Trek de tie raps zachtjes aan trek ze nog
niet volledig strak.
4. Bevestig de magneet op een spaak ter hoogte van de sensor (afbeelding 5). De opening in de magneet moet in de
richting van de snelheidssensor wijzen. Bevestig de magneet aan de spaak en draai deze zachtjes aan met een
schroevendraaier. Draai deze nog niet geheel vast.
Stem de positie van de magneet en de snelheidssensor zodanig af dat de magneet vlak langs de sensor
beweegt, maar deze niet raakt. Richt de sensor zo veel mogelijk in de richting van het wiel/de spaken. De
afstand tussen de sensor en de magneet moet kleiner zijn dan 4 mm/0’16’’. De afstand is juist wanneer een tie
rap precies tussen de magneet en de sensor past.
5. Bevestig de polsunit op de stuurhouder en begin een fi etstraining (CYCLING). (Zie hoofdstuk 3.2,
Trainingsgegevens registreren.) Draai het voorwiel zodat u een snelheid af kunt lezen op het display. De snelheid
geeft aan dat de magneet en de snelheidssensor juist zijn gepositioneerd. Draai de schroef op de magneet vast
en trek de tie raps stevig aan en verwijder uitstekende kabeleinden.
VOORDAT U GAAT FIETSEN
• Controleer of u het stuur en de pedalen normaal kunt bewegen en dat de rem- en
versnellingskabels niet achter de stuurhouder of sensor blijven haken.
• Voer voor een nauwkeurige snelheids- en afstandsweergave de wieldiameter van uw fi ets in in de fi etscomputer.
Zie voor meer informatie hoofdstuk 2,3 Fietsinstellingen.
Opmerking:
• Begin de training rustig en houdt uw ogen gericht op de weg, om ongelukken en verwondingen te voorkomen.
• Vermijd harde schokken, de sensor kan hierdoor worden beschadigd.
• De Polar Snelheid Sensor kan worden gebruikt in de regen.
3.
4.
5.